Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [25]Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en [26]zij bekleedde mij; mijn [27]oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed. 25. De zin is: Gelijk Job zich vastgehouden heeft aan de gerechtigheid als aan een kleed, dat men niet aflegt, dat ook alzo de gerechtigheid hem diende tot een sieraad en aanzien bij de mensen. Vergelijk onder, hfdst.40 vs.5; Ps.132:9; Jes.52:1. 26. Te weten, de gerechtigheid. 27. Te weten, dat ik uitte tot bescherming van de verdrukten.